Bibliodrama De genezen blinde
Bron: Johannes 9.
© Anne de Vries, 4-2-2002, Hengelo.
(komt leunend op stok, zucht een keer diep)
Wat zijn vrouwen mooi zeg! Ja, mannen ook vanzelf! Ik kijk met verwondering om me heen. Dat ik kan zien hoe mooi mensen zijn – het is een Godswonder!
Ik ben namelijk blindgeboren. Nog nooit heb ik mensen gezien, of de zon, of de straat. Ik hoorde wel veel en voelde nog meer, vooral ook de minachting! Dat heb je als je moet bedelen voor een stukje brood!
Op een dag hoorde ik weer mensen zo negatief over mij praten. Blijkbaar ging er een rabbijn voorbij met zijn leerlingen. Die vroegen: ‘Rabbi, waarom is die man blindgeboren? Om zijn eigen zonden, of om de zonden van zijn ouders?’ Ik zal maar niet zeggen wat ik toen dacht – als bedelaar moet je niet gaan schelden.
Bovendien zei die rabbi iets raars: ‘Zijn blindheid heeft niets te maken met zijn zonden of die van zijn ouders. Hij is blind omdat men aan hem Gods daden moet kunnen zien.’ Hij zei nog wat meer, maar ik hoorde ondertussen, dat Hij was blijven staan en zich bukte en spuugde. Toen voelde in dat zijn vingers iets op mijn ogen smeerden, blubber of zo.
Onsmakelijk idee? Ik vond van niet – dat doen dokters wel meer, alleen bij mij werkte het niet. Hij stuurde me naar Siloam om me te wassen. Ik ernaar toe, tastend en schuifelend zoals gewoon. Ik spoelde mijn ogen schoon, deed ze open en werd verblind door het licht! Ik wist niet wat me overkwam – die rabbi had mij genezen! Ik kon voor het eerst in mijn leven om me heen kijken! Dat was een geweldige schok en ik ben er nog van in de war.
Ik wou naar mijn ouders om het grote nieuws te vertellen en liep tegen kennissen aan. Die konden niet geloven dat ik het was, ze hielden me voor een ander. Toen ze hoorden wat die rabbi (Jezus heette die) met me gedaan had, sleepten ze me naar de synagoge. Dat leverde een hoop gedonder op met de wetgeleerden! Ik moest vertellen wat die Jezus met me gedaan had – nog wel op sabbat! Dat mocht vanzelf niet, modder maken, op de ogen smeren, dat is dokterswerk en dat mag alleen op de sabbat bij levensgevaar; nou zo erg was het ook niet!
Ze kregen dikke ruzie onderling! Ze vroegen mij: ‘Wat vind jij van hem?’ Ik zei: ‘Hij is een profeet!’
Ze haalden mijn ouders erbij, omdat ze dachten dat ik altijd gesimuleerd had. Die waren eerst verbijsterd, toen verheugd, toen doodsbang, want de Farizeeën hadden al besloten iedereen de synagoge uit te gooien, die geloofde dat Jezus de Messias zou zijn (dat hoorde ik later). Ze riepen tegen mijn ouders: ‘Is dit uw zoon en u beweert dat hij blindgeboren is? Hoe kan hij nu dan zien?’ Mijn ouders zeiden: “We weten, dat dit onze zoon is en dat hij blind is geboren. Verder weten we van niks –vraag hem zelf, hij is oud en wijs genoeg om te antwoorden!’
Toen moest ik weer voor hen verschijnen. Ze trokken een streng gezicht en een zei: Geef God de eer en spreek de waarheid! Wij weten dat die man een zondaar is!’
Ik zei: ‘Of hij een zondaar is, weet ik niet, maar een ding weet ik wel: ik was blind en nu zie ik!’
Ze zeiden: ‘Wat heeft Hij dan met je gedaan? Hoe heeft hij je ogen genezen?’
Ik was er zat van, dat ze zo doorgingen en zei: ‘Dat heb ik al verteld, maar u hebt niet geluisterd. Waarom wilt u het nog eens horen? Wilt u misschien ook leerlingen van Hem worden?’
We kregen dikke ruzie en ze gooiden me de synagoge uit!
Toen sprak iemand mij aan met een bekende stem.
Hij vroeg: ‘Geloof je in de Mensenzoon?’
Ik wist niet zeker wie Hij bedoelde en zei: ‘Zeg me wie het is meneer, zodat ik in hem kan geloven.’
Hij zei: ‘Je hebt Hem al gezien; het is degene die met je praat!’ Hij was het zelf! Ik zag Hem met eigen ogen!
Toen ben ik voor Hem neergeknield en heb gezegd: ‘Ik geloof, Heer!’
En nou kan ik dus zien – prachtige vrouwen en mannen en een schitterende wereld. Omdat de Messias mijn ogen heeft geopend. Ik kan nu omzien naar mijn blinde verleden; ik weet nu, dat God zich wou laten zien aan mij. En ik kan om mij heen zien naar mijn ouders, naar mijn vrienden en bekenden. Ik zie ze nu, maar niet alleen met mijn eigen ogen, maar met Jezus’ ogen! Ik zie dubbel – dubbel scherp!
Goed, ik ga een vak leren! Ik hoop jullie nog vaak te zien!
(gaat af onder het mompelen – wat zien vrouwen er toch mooi uit!)
Epiloog bij ‘De genezen blinde’.
Als de Mensenzoon ons de ogen opent zien we dubbel scherp!
Voor die tijd zijn we blind!
Door egoïsme, door de buitenkant van mensen en dingen, door fouten van onszelf en anderen – we kunnen onmogelijk zien en omzien uit onszelf op de manier zoals Jezus dat wil!
Maar dan opent Hij ons de ogen – als we Hem laten geworden, als we Hem gehoorzamen! En we leren zien.
Onszelf !
– het slechte in ons, dat Hij wegneemt;
– het goede in ons, dat Hij sterk maakt.
–
We zien de schepping met nieuwe ogen – als bewijs van Gods daden!
We zien mensen om ons heen met nieuwe ogen – met de ogen van Jezus! Niet langer als rivalen, als concurrenten, maar als kinderen van God en leden van Gods gezin.
Alles wordt anders als je zo – door Jezus’ macht – leert zien en omzien.