Ruth deel 4: De ware losser.
© Anne de Vries
(BOAZ zit op een bankje te wachten,)
BOAZ: Zo, dat was een verrassing vannacht zeg. Dat ze nou net mij uitgezocht heeft om haar losser te zijn! Ik ben de gelukkigste man van de wereld. Dat wil zeggen, als mijn achterneef niet zelf losser wil wezen. Hij heeft voorrang tenslotte en Ruth is een knappe vrouw. Afwachten! Ha daar zul je hem hebben!
(ACHTERNEEF komt binnenlopen en wordt aangehouden door BOAZ)
BOAZ: Zeg vriend, komt eens even hier zitten! (ACHTERNEEF gaat zitten en BOAZ zegt tegen het publiek) Jullie zijn met elkaar hier getuige van, dus let goed op!
ACHTERNEEF: Nou nou, waar gaat dit helemaal over?
BOAZ: Iets dat jou persoonlijk aangaat. Je weet misschien wel, dat Noömi uit Moab teruggekomen is. Ze wil nu het stuk land verkopen, dat eigendom was van onze neef Elimelech. Dat moet ik je wel vertellen, want jij bent de eerste losser.
ACHTERNEEF: De eerste losser? Dus ik moet volgens de wet haar helpen? Ik sta er niet om te springen, hoor. Had ze maar niet weg moeten gaan! Maar ja, als ik eerste losser ben ….
BOAZ: Jij moet haar helpen! Dus: Koop dat stuk land van Elimelech terwijl al deze mensen er getuige van zijn. Als je losser wilt wezen, moet je het nu doen. Maar als je het niet wilt, zeg het me dan, want ik ben na jou de enige die in aanmerking komt.
ACHTERNEEF: Het stuk land van Elimelech! Nou ja, dat wil ik wel. Het is een prima stuk grond en daar ik wil best NOOMI van af helpen.
BOAZ: Maar er is nog wat bij! Wanneer je dat land van NOOMI koopt, krijg je Ruth erbij, de vrouw uit Moab, de weduwe van Machlon.
ACHTERNEEF: Ruth erbij? Nou da’s nog niet zo’n slechte koop! Maar wacht eens even – erbij? Als wat?
BOAZ: Ja, als vrouw natuurlijk. Je moet met haar trouwen. En de grond blijft op naam staan van haar overleden man, van Machlon.
ACHTERNEEF: O, ja, dat verandert de zaak – dan koop ik iets wat niet mijn eigendom wordt. Dat gaat ten koste van mijn eigen bezit. Nee, dat wordt niet wat.
BOAZ: En Ruth dan?
ACHTERNEEF: Ja, een knappe vrouw en een flinke meid ook – maar zie je mijn vrouw al kijken als ik met deze boodschap aankom? Nee, ik begin er maar niet aan, straks heb ik thuis de grootste ellende. Jij moet het land maar kopen en met Ruth trouwen, jij bent nog vrijgezel, het wordt nodig tijd dat je aan de vrouw komt. Dus (ACHTERNEEF trekt zijn sandaal uit en geeft die aan BOAZ) zoals de gewoonte bij ons is: Met deze sandaal overhandig ik je het recht om losser van NOOMI en RUTH te zijn.
(BOAZ neemt de sandaal over, doet alsof hij stinkt, houdt hem ver van zich af en zegt tegen het publiek): U bent er vandaag allemaal getuige van dat ik van Noömi het hele bezit van Elimelech en zijn zonen Kiljon en Machlon koop. Daarmee, zal Ruth, de vrouw uit Moab, de weduwe van Machlon mijn vrouw worden! Het familiebezit blijft dan op naam staan van haar overleden man. Zo zal zijn naam voortleven in zijn familie en in zijn stad. U bent er vandaag getuige van!
(ACHTERNEEF verdwijnt)
Voorlezer: (Bijbellezing Ruth 4:13-17 Groot Nieuws Bijbel) Zo nam Boaz Ruth tot vrouw en had gemeenschap met haar. De Heer zorgde ervoor, dat ze in verwachting raakte en een zoon kreeg. Toen zeiden de vrouwen tegen Noömi: ‘Dank aan de Heer. Hij heeft u nu toch een erfgenaam gegeven, die in Heel Israël beroemd zal zijn! Die zal u weer vrolijk maken en voor u zorgen op uw oude dag. Uw schoondochter, die zoveel om u geeft, heeft hem ter wereld gebracht. En zij betekent meer voor u dan zeven zonen!’ Noömi nam het kind op haar schoot en verzorgde het vanaf die dag. De buurvrouwen zeiden toen: ‘Noömi heeft een zoon gekregen’, en ze noemden hem Obed. Deze Obed werd de vader van Isaï, die op zijn beurt de vader werd van David.
(BOAZ, RUTH EN NOOMI komen naast elkaar op het podium staan)
BOAZ: Zo heb ik de vrouw van mijn leven gevonden, die mij lief werd en mij een zoon gaf. De Heer, geprezen zij zijn naam, zorgt voor wie voor anderen zorgen.
Ruth: Ik heb een volk, een huis, een familie gekregen, een plaats in Bethlehem, het broodhuis. Bovendien heb ik van Godswege een zoon ontvangen. Boven alles heb ik de God van Israël gevonden, die vreemdelingen en weduwen in zijn huis opneemt.
NOÖMI: Noem mij niet meer Mara, bitterheid. Mijn naam is Noömi, – de Gelukkige. Want de machtige God heeft zich naar mij toegekeerd en mijn bitterheid veranderd in vreugde.
(Daarna Epiloog).