Bibliodrama: De herbergier.
N.a.v. Lucas 2: 7
© Anne de Vries, 3-12-2002.

(Herbergier komt op vanuit de kerk, oosterse kleding, doek over de arm, maakt praatje met aanwezigen, alsof ze zijn gasten zijn – of het ontbijt gesmaakt heeft, of ze vandaag vertrekken, of ze de rekening dan willen voldoen etc. – komt op podium met tafel waarop wat glazen, kannen enz.; wrijft die zo nu en dan schoon onder het praten
NB is ook te spelen als herbergierster met verdere rolverwisseling – de man die de pannenkoeken moet bakken).

Heb u een beetje geslapen vannacht?
Niet zo?
Ja dat heb je met zo’n drukte! Dat krijg je als iedereen op stap moet vanwege keizer Augustus.
Iedereen moet dan maar een beetje inschikken, daar kan ik ook niets aan doen, het is nou eenmaal een volle boel.
Wat dacht u hoe ikzelf geslapen heb! In de bezemkast! En niet alleen, maar mijn vrouw moest er ook nog bij!

Watzeggu? Last van snurken – tja, misschien moet u wat in uw oren stoppen, of in de snurker z’n neus!

’t Was toch al erreg laat voordat ik aan slaap toekwam.
De hele dag aanloop, klanten uit de wijde omgeving.
Tot diep in de nacht ging het door.

(luistert even) Ogenblikje meneer, ik geef uw bestelling door aan de keuken!
(loopt naar deur, roept) vrouw, drie pannenkoeken voor die lui uit Gat!
Komt eraan meneer!

Waar had ik het ook al weer over?
O ja, late klanten.
Het laatste stel was heel bizar!
Een man met een ezel en een zwangere vrouw – ja en niet zo’n beetje ook!
Of ze nog een plekje konden krijgen!
Nou ja, ik heb zelf een heel stel kinderen, dus ik heb er wel wat kijk op en in denk:
Dat mens gaat hier ter plekke bevallen!
Dus ik zeg tegen hem, dat er geen plaats is in mijn herberg.
Hij zucht eens, zij krijgt acuut een wee, de ezel begint de balken – dat brengt me op een idee.
Ik zeg – u kunt wel in de grot, die we als stal gebruiken, de herders zijn toch buiten op het veld.

(verontwaardigd) Wat nou bot!
Had ik haar hier op de toonbank moeten laten slapen – en bevallen?
Voor het oog van al die kerels hier? Ik zie me dat spektakel al gebeuren! Geen sprake van! Je hebt makkelijk praten als je toerist bent, maar ik moet wel de beslissingen nemen hier!

Dus de stal! In elk geval droog, er is hooi, en het is er rustig – geen pottekijkers.
Ik vraag me af (denkt even na) … zal nog wel niet.

(loopt naar de deur) Vrouw, hoe wordt het met die pannenkoeken voor die lui uit Gat?
Ogenblikje meneer!

En dan dat geluid van vannacht – hebbu dat ook gehoord?
Ik zou haast aan mijn verstand gaan twijfelen – zingen! ZINGEN! Niet te zuinig! Ik kon het zelfs in de bezemkast nog horen!
Door wie? Weet ik veel – dronken gasten? Nee, klonk het veel te goed voor.
Het kwam ook niet hier uit de stad.
De herders op het veld? Ha, hebt u die wel eens horen zingen? Prima middel tegen muizen en ratten! Nee, ’t was wat anders, maar wat?

Weet je wat, ik ga even kijken in de grot, ‘k ben er niet helemaal gerust op
Ach flauwekul ook, ze is vast nog niet bevallen.
(aarzelt even) ‘k Ga toch even kijken!
(roept tijdens weggaan) vrouw, breng die pannenkoeken zelf even naar die lui uit Gat!
(af)