Over incest wordt de laatste tijd veel geschreven. Verschrikkelijke details kun je lezen in de krant en horen en zien via de radio en tv. Vaak is het voor veel mensen een ‘ver weg’ probleem. Pas op het moment, dat je er zelf mee in aanraking komt, wordt het ineens vreselijk spannend.
Een paar cijfers: In een onderzoek van mevrouw Nel Draaijer uit 1988 is gebleken, dat in de leeftijdsfase van 0-16 jaar 1 op de drie meisjes te maken krijgt met seksueel geweld, maar er niet levenslang door beschadigd wordt; 1 op de 6 à 7 komt dat geweld op zodanige manier tegen dat ze er wel diepgaand en langdurig door beschadigd wordt en 1 op de 15 zit gevangen in langdurig seksueel geweld binnen het gezin.
Wat de cijfers nog schokkender maakt, is dat incest overal voorkomt, binnen en buiten de kerk, in de toplaag van de samenleving evengoed als in de middenklasse of de sociaal zwakkere groep. Dat betekent, dat we er allemaal midden in leven. Slachtoffers zijn vlak om ons heen en daders dus ook. Meestal herkennen we zoiets niet, ook omdat daders er vaak alles aan doen om de incest te verstoppen. En zo kan het gebeuren dat in een keurig gezin vreselijke dingen plaatsvinden, maar niemand dat vermoedt of het gelooft wanneer het naar buiten komt. Ook in onze gemeenten en kerken zijn slachtoffers en helaas ook daders. Langzamerhand wordt dat steeds duidelijker. Het is van groot belang hier niet alleen wat van af te weten, maar er ook op de goeie manier op te reageren.
Hoe kom je er achter? Allereerst: Je hoeft geen detective te worden, of argwanend naar iedereen gaan zitten kijken. Wel is het belangrijk om signalen van incest te herkennen. Voor volwassenen gaat het dan om een combinatie van neigingen tot zelfdoding en zelfverminking, diepe depressies, vaak verslavingen, gevoelsblokkades, angst voor aanraking en andere fobieën, seksuele problemen, voortdurende nachtmerries en geloofsproblemen.
Wie dat met zich meedraagt, is vaak slachtoffer geweest van seksueel geweld in de kindertijd en verdient warme belangstelling, hulp en meeleven. Kinderen geven ook andere, lichamelijke signalen af, die bij deskundigen op dit gebied vaak goed te verstaan zijn. Het is van belang om ook in dat geval alert te zijn en niet te denken: Het zal wel wat meevallen. Overigens is er over dit onderwerp inmiddels heel veel geschreven.
Geloof en incest
Geloof zelf is geen factor, waardoor incest wordt bevorderd. Maar wanneer seksueel geweld aan kinderen plaatsvindt binnen een religieus kader, dan raakt ook het geloofsbeleven van het slachtoffer beschadigd door de dader.
Ik noem een paar voorbeelden:
Wij gebruiken vaak het Vader-beeld van God. Voor incestslachtoffers, bij wie de vader de dader was, betekent dat, dat God net zo wordt als de dader. Alle positieve aspecten van het vaderbeeld gaan verloren en alleen de dodelijke dreiging blijft over. Een mogelijke uitweg is meer van God te laten zien via de Heer Jezus Christus, die bondgenoot is van alle zwakken en weerlozen.
Slachtoffers hebben een zwaar schuldgevoel er aan over gehouden. Dat bepaalt ook hun geloofsbeleven. Het is overigens niet hun eigen schuld, die ze dragen – het is de schuld van de dader. Die heeft het kind die schuldgevoelens ingeprent. Het is belangrijk om door te geven, dat daders zelf schuldig zijn en slachtoffers niet.
Vaak wordt aan slachtoffers gevraagd de dader te vergeven, zonder dat de dader zelfs maar een spoor van berouw toont. Ik ben daar heel resoluut in: Zonder berouw geen vergeving. Dat betekent: Wat de dader niet vraagt, kun je hem ook niet geven. We moeten ervoor waken niet opnieuw de schuld te leggen bij het slachtoffer – dat heeft de dader al voldoende gedaan. Wij mogen ons niet bezondigen aan daderpraat.
Incest wordt door daders vaak gerechtvaardigd door gebruik van Bijbelteksten, zoals ‘eert uw vader en uw moeder’. Het is van groot belang deze teksten uit de handen van daders te halen en ze hun eigen terechte betekenis te geven.
Sommige daders zeggen, dat vrouwen de oorzaak van de zonde zijn. Helaas zijn er ook nog wel theologen, die zoiets denken. Daarmee maken ze het daders wel erg eenvoudig. Het is natuurlijk een on-Bijbelse gedachte. Mannen en vrouwen zijn beide verantwoordelijk voor de zonde.
En hoe zit het met jongens? Daarover is pas de laatste jaren meer bekend geworden. De laatste schattingen zeggen, dat er wellicht net zoveel jongens slachtoffer worden als meisjes. Jongens vertonen soms een ander verwerkingsgedrag dan meisjes en vrouwen. Het vraagt een toegepaste hulpverlening om daarmee goede hulp te kunnen bieden.
En wij als gelovigen? Wij zijn geroepen als huisgezin van God de kwaliteit van Gods liefde te tonen, die niet beschadigt maar geneest. Dat betekent: Goed luisteren zonder te ontkennen of te kleineren, radicaal kiezen voor de slachtoffers, op tijd doorverwijzen voor speciale hulp zonder de ander los te laten, en zoveel en zo hard mogelijk ‘nee’ zeggen tegen deze en andere vormen van geweld in heel ons gedrag.
Anne de Vries, 2006-02-09